print this page

Vincent van Gogh aan het werk

Vincent van Gogh aan het werk
Blik over de schouder van de kunstenaar

Palet op 'Zelfportret als schilder'

De verf op het geschilderde palet van Zelfportret als schilder is geïdentificeerd. Foto: Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Het Van Gogh Museum in Amsterdam laat in een grote tentoonstelling van alles zien over de werkwijze van Vincent van Gogh. Een uitgebreid onderzoek naar zijn verf, inkt, papier en doek ging hieraan vooraf.
Kijk mee over Van Goghs schouder!

Want: hoe ging de schilder eigenlijk te werk? Wat zat er in zijn tekendoos en wat lag op zijn palet? Waren het dure of juist goedkope materialen? En was hij zich bewust van de korte levensduur van sommige verven en inkten die hij gebruikte?

Ruim 230 werken onderzocht

Onderzoek in de afgelopen jaren heeft antwoord gegeven op deze en andere vragen over een van de meest bewonderde Nederlandse kunstenaars. Een team van kunsthistorici, restauratoren en natuurwetenschappers onderzocht systematisch meer dan honderd schilderijen, ongeveer honderd tekeningen en dertig brieven van Vincent van Gogh, onder de noemer Van Goghs atelierpraktijk. Hierbij werkte het Van Gogh Museum nauw samen met andere musea, de onderzoeksafdeling van Shell en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De RCE heeft expertise op het gebied van kunsttechnologisch onderzoek en maakt daarbij gebruik van geavanceerde technieken. Bovendien bezit de dienst historische literatuur en referentiematerialen, die bij dit onderzoek onontbeerlijk waren.

Kunstenaarsmaterialen op de tentoonstelling.

Kunstenaarsmaterialen op de tentoonstelling Van Gogh aan het werk in het Van Gogh Museum, Amsterdam.

Palet

Het boeiende ontstaansproces van Van Goghs schilderijen en tekeningen wordt momenteel uitgelicht op de tentoonstelling Van Gogh aan het werk in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Ruim tweehonderd schilderijen, werken op papier, schetsboekjes en brieven zijn hier aangevuld met schildersmaterialen en kunstenaarshandboeken uit de 19e eeuw. Een mooi voorbeeld is Zelfportret als kunstenaar, het laatste werk dat Van Gogh in Parijs maakte, uit 1888. In een brief aan zijn zus Willemien beschreef hij zijn palet dat er op te zien is: ‘met citroengeel, vermiljoen, veroneesgroen, cobaltblaauw.’ Deze verven gaf hij inderdaad weer op het geschilderde palet, naast enkele andere. Helaas zijn ze niet allemaal van de beste kwaliteit, zo wees het onderzoek uit. De rode cochenilleverf bijvoorbeeld bevat zetmeel, dat de fabrikant waarschijnlijk als goedkoop vulmiddel had toegevoegd. In het kobaltblauw blijkt zich veel verontreiniging uit kobalterts te bevinden, wat een nadelig effect heeft op de kleur.

Zelfportret als schilder

Vincent van Gogh, Zelfportret als schilder, 1888

Rood en blauw

De tubes cochenillerood en kobaltblauw kocht Van Gogh vermoedelijk bij de Parijse verfhandelaar Julien 'Père' Tanguy. In zijn brieven klaagde hij regelmatig over de slechte kwaliteit van diens verven. Zo schreef hij op 28 juni 1888: ‘Zijn kobaltblauw is te slecht om er nog meer van te bestellen.’ Dankzij het onderzoek is nu bekend hoeveel en welke verven Van Gogh in welke periode gebruikte. In sommige gevallen is het zelfs zeker waar hij ze kocht en volgens welke methode ze zijn geproduceerd. Die informatie geeft inzicht in Van Goghs voorkeuren, waardoor het beter mogelijk is schilderijen in zijn oeuvre te plaatsen.

Van Gogh, Portret van Pere Tanguy, 1887

Vincent van Gogh, Portret van Père Tanguy, 1887 (Musée Rodin, Parijs).

Ziel en leven

Ook bij de keuze van zijn tekenmateriaal was Van Gogh tamelijk kieskeurig: dubbel ingrespapier met de kleur van ongebleekt linnen en een grein zo ruw als mogelijk, bergkrijt met ‘ziel en leven’ als alternatief voor ‘dood’ zwart contékrijt en een solide timmermanspotlood in plaats van fragiele houtskoolstaafjes. Het onderzoek maakte verder duidelijk dat Van Gogh een van de allereerste kunstenaars was die met het juist op de markt verschenen waskrijt tekende.

Waskrijtjes maken op basis van historische recepten

Alexandra Nederlof (studente UvA) maakt waskrijtjes op basis van historische recepten.

Voorhoede

Toen Vincent van Gogh in 1888 vanuit Parijs in de Zuid-Franse stad Arles arriveerde, had hij zich ontwikkeld tot modern kunstenaar. Niet alleen liep hij in de voorhoede wat stijl en kleurgebruik betreft, maar hij werkte ook met kleurrijke verven en inkten op basis van organisch-synthetische kleurstoffen die net in de handel waren. Zoals de paarse aniline-inkt, waarmee hij in mei 1888 de ruïne van de abdij op de Montmajour tekende, en de felrode verf geraniumlak die hij sinds zijn komst in Arles vaak gebruikte. Geraniumlak bevat eosine, een kleurstof die in 1873 werd ontdekt, en komt als olieverf voor het eerst in 1886 op prijslijsten van verfleveranciers voor.

Tekening Montmajour

Vincent van Gogh, De ruïne van de abdij op de Montmajour, 1888. Foto: Van Gogh Museum, Amsterdam.

Verkleuren

Het grote nadeel van deze destijds ‘moderne’ materialen is zichtbaar aan de tekening van de ruïne op de Montmajour: ze verkleuren snel door blootstelling aan licht. Alleen aan de randen van de tekening is de voormalige dieppaarse inktkleur nog te zien. Of Vincent wist dat de paarse analine-inkt snel zou vervagen, is onbekend. Van geraniumlak wist hij wél dat het niet stabiel was. Om de gevolgen hiervan tegen te gaan − zo schreef hij aan zijn broer Theo − moest de kleur extra sterk worden aangezet. Dit heeft echter niet altijd geholpen. Ook in veel van de schilderijen zijn kleuren veranderd of zelfs geheel verdwenen.

Detail Montmajour-tekening met aniline-inkt

Detail van de tekening Montmajour met de oorspronkelijke kleur van aniline-inkt.

Overschilderen

Vincent klaagde in zijn brieven aan Theo regelmatig over zijn financiële beperkingen. Hij zag zich genoodzaakt doeken voor een tweede of zelfs derde keer te gebruiken. Soms maakte hij op de achterkant een nieuw schilderij, maar hij schilderde ook over eerder werk heen, zoals röntgenfoto’s bewijzen. Uit het onderzoek blijkt dat Van Gogh op verschillende manieren overschilderingen maakte. Soms schraapte hij eerst zo veel mogelijk verf weg. In andere gevallen schilderde hij er meteen een nieuwe voorstelling overheen, maar bracht dan meestal eerst een of twee afdeklagen aan. In een aantal schilderijen is de samenstelling van de afdeklagen gelijk, zodat Van Gogh ze allemaal rond dezelfde tijd moet hebben overgeschilderd. Deze kennis helpt bij het dateren van de onderliggende voorstellingen.

Zittend meisje

Vincent van Gogh, Zittend naakt meisje, 1886. Foto: Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Verborgen kleuren

Door het scannen van een overschilderd werk met zogenoemde röntgenfluorescentiespectrometrie (zie begrippenlijst) wordt de onderliggende voorstelling nog beter zichtbaar dan met een röntgenfoto. Deze methode biedt informatie over de pigmenten en geeft daarmee een indruk van de verborgen kleuren. Onder Zittend naakt meisje blijkt zich een stilleven te bevinden van een schaal en een vaas gevuld met blauwe en paarse bloemetjes en groene bladeren. Zo werpen we bijna 130 jaar na dato een unieke blik over Van Goghs schouder.

XRS-reconstructie

Een XRF-scan laat zien dat Van Gogh Zittend naakt meisje over een stilleven met paarse en blauwe bloemetjes schilderde, waarbij hij het doek een kwartslag draaide.

Meer zien en weten?

De tentoonstelling Van Gogh aan het werk is tot en met 12 januari 2014 te zien in het Van Gogh Museum, Amsterdam. Daar is ook de gelijknamige catalogus geschreven door Marije Vellekoop verkrijgbaar (Mercatorfonds, Brussel 2013, 298 p., € 34,95 (ISBN 978 90 79310 38 8). In Amsterdam vond op 24, 25 en 26 juni het internationale symposium Van Gogh’s studio practice plaats. De gelijknamige, Engelstalige wetenschappelijke uitgave over het onderzoek onder redactie van Marije Vellekoop, Muriel Geldof, Ella Hendriks e.a. verscheen bij het Mercatorfonds in Brussel (2013), 496 p., gebonden, € 100,- (ISBN 978 94 62300 02 6).

Zie voor uitleg over de gebruikte onderzoekstechnieken de Begrippenlijst Onderzoekstechnieken