print this page

Makelij

Onderzoek naar makelij geeft inzicht in de werkwijze van de kunstenaar of ambachtsman in de context van zijn tijd. Ook geeft het aanwijzingen over de oorspronkelijke verschijningsvorm van objecten en veranderingen die daarin zijn opgetreden of nog te verwachten zijn.

resizedimage600637 Atelier

Adriaen van Ostade, Schildersatelier, 1685. Foto: Rijksmuseum Amsterdam

Atelierpraktijk

De werkpraktijk van een kunstenaar openbaart zich als verborgen sporen ‘ontcijferd’ kunnen worden. Door het maakproces van een kunstwerk te onderzoeken, kunnen we beter begrijpen hoe een kunstenaar of ambachtsman te werk ging. Het is een aanvulling op de kunstgeschiedenis en wordt daarom ook wel ‘technische kunstgeschiedenis’ genoemd. Voorbeelden zijn onderzoek naar de atelierpraktijk van Van Gogh of van Rembrandts leerlingen, maar ook de makelij van textiel, meubels, glas, keramiek, metalen voorwerpen of de beschildering van historische binnenruimten. Bij hedendaagse kunstenaars is onderzoek naar de atelierpraktijk belangrijk vanwege de sterke verbondenheid van toegepaste materialen en de individualiteit van de kunstenaar.

Conserveringsonderzoek

Onderzoek naar makelij is het uitgangspunt om de levensweg van het object beter te kunnen begrijpen. Om de huidige toestand te verklaren, is het noodzakelijk om te weten hoe het werk tot stand gekomen is, hoe het er oorspronkelijk uitzag en of er door de tijd veranderingen zijn opgetreden. Veranderingsprocessen in het verleden kunnen bovendien helpen bij het opstellen van prognoses over toekomstig gedrag van de materialen. Daarnaast helpt inzicht in het maakproces bij het vaststellen van optimale bewaarcondities voor het object.

Methode

De methode die bij deze vorm van onderzoek wordt gevolgd, bestaat uit drie stappen:

Onderzoek van het object

Analytische technieken kunnen onzichtbare aspecten van kunstwerken zichtbaar maken, zoals ondertekeningen, de laagopbouw of verborgen constructie-elementen. Onderzoek naar de chemische samenstelling helpt om gebruikte materialen te identificeren en geven inzicht in het ontstaansproces. De RCE beschikt zowel over een hoogwaardige onderzoeksfaciliteit met een breed spectrum aan analytische technieken als over referentiecollecties van analytische data, die hierbij worden ingezet.  

Onderzoek van historische bronnen

De meest betrouwbare informatie voor het materiaalgebruik van de kunstenaar wordt verkregen uit restanten van zijn materialen of gereedschappen. Maar deze primaire bronnen zijn vaak niet meer aanwezig. Als vervanging kunnen dan overgeleverde materialen van tijdgenoten of stalenboeken van fabrikanten worden onderzocht. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beschikt ook op dit gebied over een groot aantal unieke referentiecollecties, van bijvoorbeeld historische verven, bindmiddelen, inkten, tekenmaterialen, plastics en steensoorten, maar ook stalenboeken én een van de grootste collecties ter wereld van vroege synthetische kleurstoffen en pigmenten.

Geschreven bronnen zijn eveneens onmisbaar voor onderzoek naar makelij. Op het gebied van maakprocessen van zo goed als elk objecttype heeft de Rijkdienst geschreven bronnen, vanaf de oudheid tot nu: over makelij, beschrijvingen van procedés, talloze historische recepten en databases met literatuurbeschrijvingen. Door dit historische bronmateriaal bij het onderzoek te betrekken, is tevens inzicht te verkrijgen in de samenhang tussen de materiele biografie en de betekenis van het object.

Het maken van reconstructies

Reconstructies zijn noodzakelijk om de betrouwbaarheid van historische gegevens te testen. Door procedés na te bootsen kunnen de geschreven bronnen worden getoetst aan de praktijk. Ook dienen reconstructies om de uitkomsten van analytische technieken aan de hand van materiele objecten te verifiëren. De Rijksdienst heeft uitgebreide collectie reconstructies. Deze zijn in het verleden voor onderzoek gebruikt, maar kunnen eveneens in de toekomst opnieuw een bijdrage leveren aan het onderzoek naar objecten en hun makelij.