• De Onderzoeksagenda 2008-2012 omvat vijf onderzoeksprogramma’s en 60 projecten, gericht op collectiemanagement. Hun samenbindende factor is ‘waardering’.

    Ga verder >
  • Programma

    Waarde en waardering

    Ontwikkeling van methoden en technieken om de waarde en waardering van cultureel erfgoed te objectiveren.

    meer info >

    Onder ‘waarderen’ in relatie tot erfgoed verstaan we: het doen van beargumenteerde en verifieerbare uitspraken over de waarde van een object of (deel)collectie, aan de hand van een vraagstelling, met vooraf vastgestelde en gedefinieerde criteria, binnen een passend referentiekader en voor bepaalde belanghebbenden.

    Dit expliciteren van toegekende waarde is noodzakelijk om richting te geven aan behoud, ontwikkeling en gebruik en om maatschappelijk draagvlak voor erfgoed te laten ontstaan. Want wie bepaalt de waarde van de collectie nu de 'expert' niet meer geldt als de enige autoriteit? Hoe waardeer je een object of een collectie als een objectief meetbare waarde ontbreekt? Hoe zorg je voor voldoende maatschappelijk draagvlak in een tijd waarin de culturele sector onder druk staat?

    Bewust maken

    Het programma Waarde en waardering had tot doel om de verschillende spelers in het erfgoedveld – eigenaren, beheerders, beleidsmakers, bestuurders en financiers – bewust te maken van het belang van (niet-financiële) waarde en waardering van cultureel erfgoed, én om methoden en technieken te ontwikkelen om waarde toe te kennen aan objecten en collecties. Omdat waardering is gebaat bij een brede, interdisciplinaire benadering, lag nadruk op dialoog en samenwerking met externe partners. In nauw overleg met de museumwereld is een nieuwe systematiek ontwikkeld om het proces van waardetoekenning te vergemakkelijken. Dit heeft geresulteerd in de publicatie Op de museale weegschaal: collectiewaardering in zes stappen.

    Zelf waarderen

    Deze praktische handreiking loodst de gebruiker stap voor stap door het waarderingsproces heen en resulteert in een beschrijving van betekenis, een waarderangorde of -groepering of een investeringsplan. Met argumenten is aan anderen uit te leggen wat de waarde van een object of (deel)collectie is en waarom. Dit helpt bij het nemen van beslissingen over ingrepen, om conflicterende belangen bespreekbaar en verhalen achter de collectie toegankelijk te maken.

     

  • Programma

    Toegankelijkheid

    Onderzoek naar de effectiviteit van methoden en middelen om erfgoed en aanverwante kennis online toegankelijk te maken.

    meer info >

    Omdat mensen en middelen in musea over het algemeen niet talrijk zijn, vormen de nieuwe media een verleidelijk alternatief voor de traditionele analoge publieksbegeleiders. Maar werken ze even goed of beter dan zaalteksten, rondleidingen of audiotours?

    Sorteren sommige toepassingen meer effect dan andere? Zijn er toepassingen die daadwerkelijk meer bezoekers genereren en zo ja, welke?

    Effectiviteit

    Het programma Toegankelijkheid richtte zich op de effectiviteit van virtuele middelen om erfgoed zichtbaar te maken en om nieuwe publieksgroepen te interesseren. Daarbij valt te denken aan app’s, 3D- en AR-technieken, maar ook aan sociale media als Facebook en YouTube. Maar welke te kiezen uit de overrompelende hoeveelheid nieuwe technieken?

    Inzicht 

    Om collectiebeheerders inzicht te geven in de ontwikkelingen en mogelijkheden van nieuwe media (en de instellingen die bij de ontwikkeling van toepassingen kunnen helpen), voerde de RCE een inventarisatie uit. Daarbij is getracht in kaart te brengen welke toepassingen voor welke doelstelling het meest effectief zijn, zowel inhoudelijk als in het genereren van bezoekers. De projecten waarin deze vragen werden getoetst, zijn divers van aard:

    • Conservering van twee textielkunstobjecten met polypropyleen. In dit project zijn zowel de praktische toepasbaarheid van conserveringskennis over polypropyleen getoetst, als de restauratie van polypropyleen voor educatieve doeleinden vastgelegd en is het restauratiedossier online gezet. Hierdoor zijn zowel het object als de gegevens permanent toegankelijk voor raadpleging door collectiebeheerders en restauratoren.
    • Imago revisited: onderzoek van twee installaties in een casestudy met gebruikmaking van good practices (ontwikkeld tijdens het project Inside Installations) ten aanzien van het dagelijks en lange termijn beheer van complexe (multimedia)installaties.
    • Genereren en delen van kennis online over de conservering van hedendaagse kunst in het tweejarige Europese project PRACTICs door musea, instituten en universiteiten. Daaraan verbonden was een publiekstest van de film Installation Art: Who Cares? als educatief middel, om te onderzoeken in hoeverre bezoekers ‘een kijkje achter de schermen’ waarderen.
    • Het CARTA-project, een inventarisatie van documentatieprojecten en documentatiesystemen waarmee onderzoeksresultaten aan locaties en kunstwerken worden gekoppeld.
    • Inventarisatie van het functioneren van twee thematische netwerken (INCCA Education en Postdoc Network) binnen INCCA.
    • Archivering van de website met alle gegevens van het project Inside Installations, the preservation and presentation of Installation Art (2004-2007), onderzoek naar en de herinstallatie en documentatie van 33 complexe multimediainstallaties.
    • Deelname van de RCE als onderzoekspartner in de pilot van de MuseumApp, waarbij de effectiviteit van de app voor erfgoedinstellingen werd onderzocht.
    • Ontwikkeling van een handreiking ter vergroting van de effectiviteit van museale instellingen online.

     

  • Programma

    Object in context

    Verrijking van het object in zijn context aan de hand van technische kunstgeschiedenis en onderzoek, ten behoeve van conservering en restauratie. 

    meer info >

    Objecten die ons uit het verleden zijn overgeleverd, kunnen een verhaal vertellen over hun ontstaansgeschiedenis en hoe ze door de tijd veranderen.

    Het programma Object in context maakte zulke verhalen zichtbaar door onderzoek naar het materiële object en zijn contextuele aanwijzingen. Daarnaast richtte het programma zich op vragen omtrent restauratie en conservering voor een waaier van objecten, van de klassieke oudheid tot en met hedendaagse kunst, van schilderijen en textiel tot en met metaal en plastics.

    CSI

    In Object in Context speuren chemisch-analytisch onderzoekers als forensisch specialisten naar oorzaak en gevolg. Naast een scherp oog voor detail beschikken zij over een onderzoekslaboratorium en technologische methoden die sporen tot op moleculair niveau zichtbaar kunnen maken. Hoewel analytisch onderzoek veelal de basis voor het onderzoek vormde, werd samenwerking met andere disciplines, zoals kunst- en cultuurgeschiedenis, steeds gezocht.

    Alpha meets beta

    Verbindende schakel tussen de vele projecten in Object in Context is de vraag in hoeverre veroudering als acceptabel wordt beschouwd. Die acceptatiegrens is subjectief en niet alleen vanuit materiaaltechnische perspectief te beschouwen. Daarom is in meerdere projecten van het programma ‘perceptie van het oppervlak’ als centraal thema uitgewerkt. Hierin wordt het wetenschappelijke ‘kijken’ met behulp van apparatuur gekoppeld aan de ‘subjectieve’ menselijke blik.

    Download hier de uitgebreide inleiding op het programma Object in Context, inclusief een introductie van de projecten, in PDF.

     

  • Programma

    Museometrie

    Kwantitatief onderzoek naar samenstelling, gebruik en beleid van museumcollecties.

    meer info >

    In de museumsector worden maatregelen en processen binnen collectiemanagement slechts beperkt geanalyseerd via cijfers en kengetallen. Als gevolg hiervan zijn beslissingen vaak gebaseerd op ‘gevoel’ of traditie.

    De afgelopen jaren zijn ad hoc kwantitatieve analyses uitgevoerd. Steeds opnieuw bleek het lastig om betrouwbaar cijfermateriaal te genereren.

    Structureel

    Ook bleek het aantal variabelen bij vergelijking tussen musea onderling een vrijwel onoverkomelijke drempel voor benchmarking (prestatiebeoordeling aan de hand van ijkpunten). De RCE koos daarom voor een structureel, meerjarig programma met als focus de cijfermatige benadering van onderzoeksvragen over collectiebeheer.

    EBM

    Binnen het programma Museometrieis kwantitatief onderzoek gedaan naar samenstelling, gebruik en benutting van museumcollecties. Uit feiten en cijfers die over museumcollecties werden verzameld (museometrie) zijn trends en ontwikkelingen gedestilleerd. De resulterende cijfers en analyses kwamen beschikbaar voor museumprofessionals en bestuurders met verantwoordelijkheid voor museumcollecties. Zij gebruiken kwantitatieve gegevens voor de vormgeving van divers beleid ten aanzien van deze collecties. Zo draagt museometrie bij aan evidence based management (EBM) in de museumsector.

    Projecten

    Projecten binnen dit programma omvatten:

    • De Bruikleenmonitor: een website die via een landkaart bruikleenstromen t.b.v. tentoonstellingen tussen musea (nationaal en internationaal) zichtbaar maakt; 
    • De Collectiebalans Moderne Kunst (CMBK), een statistisch analyse van de wijze waarop musea in Nederland van 1999 tot 2009 moderne kunst hebben verzameld. De database − met verwervingsgegevens van ca. 40 musea met een relevante collectie moderne kunst − maakt statistisch onderbouwde uitspraken mogelijk over het verzamelbeleid van de musea;
    • De Kunstenaarsindex 20e eeuw, waarin de belangrijkste kunstenaars zijn geïnventariseerd uit de periode 1870-heden;
    • Aanvulling en verificatie van beschikbare data over internationale collectiemobiliteit, toegankelijkheid en cultuurparticipatie, voortkomend uit de uitvoering van de Indemniteitsregeling;
    • Een inventarisatie en analyse van museumjaarverslagen.

     

  • Programma

    Collectie-risicomanagement

    Een gebruiksvriendelijke methode voor erfgoedbeheerders om zelf  risico’s te beoordelen en te beheersen.

    meer info >

    Het programma Collectie-risicomanagement (CRM) was gericht op de minimalisatie van waardeverlies op het raakvlak van behoud en gebruik. De bestaande CRM-methodiek is in verschillende situaties getest, uitgewerkt en vereenvoudigd, om deze binnen bereik te brengen van kleinere instellingen met beperkte tijd en middelen.

    Ter ondersteuning zijn nieuwe instrumenten ontwikkeld en is kennis − nodig om de diverse risico’s te kwantificeren − gegenereerd en in bruikbare vorm beschikbaar gesteld in een digitaal handboek. Het programma besloot met een internationale ‘risk meeting’.

    CRM

    Risicomanagement kijkt naar alle bedreigingen waaraan collecties bloot staan en combineert preventieve conservering, veiligheidszorg en facility management. Daarmee vormt het een volgende stap in de professionalisering van collectiebehoud en beheer. Met deze strategie worden de risico’s voor een collectie geïdentificeerd, geanalyseerd en geëvalueerd. Vervolgens kunnen ze worden vergeleken op basis van het verwachte waardeverlies in een periode (risicobeoordeling) en gerangschikt, om prioriteiten te bepalen voor maatregelen ter beperking van dit waardeverlies. Dit biedt de collectiebeheerder steun bij het nemen van weloverwogen en goed beargumenteerde keuzes over de inzet van de veelal beperkte middelen binnen collectiemanagement.

    Methodiek

    Binnen het CRM-programma is de methodiek in casestudies, cursussen en workshops getest, verder uitgewerkt en vereenvoudigd zodat ook kleinere instellingen met beperkte tijd, middelen en kennis inzicht in hun eigen situatie kunnen krijgen. Daartoe moest kennis, nodig om de verschillende risico’s te kwalificeren of te kwantificeren, worden gegenereerd en in bruikbare vorm beschikbaar gemaakt. Dit is in een aantal projecten binnen het programma gedaan. Ook de kennisontwikkeling voor en uitvoering van de Indemniteitsregeling viel binnen dit programma. Op het gebied van veiligheidsrisico’s en calamiteiten werd samengewerkt met het programma Veilig Erfgoed.

    Handboek

    Genoemde kennis en instrumenten zijn voor het grootste deel samengebracht in Het Digitale Handboek Collectie-risicomanagement. Dit beschrijft de methodiek stapsgewijs, biedt instrumenten om een risicoanalyse uit te voeren en ontsluit de beschikbare kennis over de tien belangrijkste schadefactoren. Op die manier is de gebruiker in staat om met een eigen team een risicoanalyse uit te voeren. Het Handboek helpt bij het formuleren van de juiste vragen voor externe deskundigen.

    Risicoanalyse

    Twee projecten binnen het programma hadden tot doel data te genereren ter ondersteuning van risicoscenario’s en ter bepaling van risicogrootten. Enerzijds werden kwantitatieve gegevens verzameld voor gebeurtenissen die tot waardeverlies kunnen leiden (schadefactoren brand, diefstal en vandalisme, fysieke krachten en water), anderzijds voor degradatieprocessen (schadefactoren klimaat, licht, fysieke krachten/trillingen en verontreiniging/lucht/stof). Verder is binnen het project Kosteneffectiviteit een model ontwikkeld voor het bepalen van kosteneffectiviteit van conserveringsmaatregelen.

    Papieronderzoek

    Ten slotte zocht het project Metamorfoze (Nationaal Programma voor het Behoud van het Papieren Erfgoed) naar oplossingen voor behoud en behandeling van originele papieren documenten. Het onderzoek richtte zich op autonoom verval zoals inktvraat, de (on)zin van luchtzuivering in depots en de ontwikkeling van een draagbaar instrument voor de directe bepaling van lichtgevoeligheid van objecten.

    Het programma CRM sloot in 2012 af met de bijeenkomst ‘Reducing Risks to Heritage’ in samenwerking met ICCROM en CCI. 

  • Project

    Een applicatie leidt de gebruiker door de CRM-methodiek en ondersteunt deze bij het beheersen van de risico’s voor collectiebehoud.

  • Project

    Vereenvoudiging van CRM-methodiek en ontwikkeling van instrumenten om zelfstandig een risicoanalyse uit te voeren.

  • Project

    Internationale cursussen risicomanagement om concepten, methodiek en instrumenten met gebruikers te testen en verder te ontwikkelen.

  • Project

    Genereren van gegevens om een prognose te maken van degradatieprocessen als gevolg van klimaat, licht, stof en trillingen.

  • Project

    Onderzoek naar de risico’s van een verkeerd binnenklimaat.

  • Project

    Ontwikkeling van een methode om te meten hoe snel stof zich in collecties verzamelt en de herkomst ervan te bepalen.

  • Project

    Verzamelen van data en ontwikkeling van methoden ter beoordeling van trillingsrisico’s en bepaling van maatregelen.

  • Project

    Genereren van gegevens over waarschijnlijkheid, frequentie en gevolg van calamiteiten en incidenten zoals brand, diefstal en transport.

  • Project

    Ontwikkeling van een model voor het bepalen van kosteneffectiviteit van conserveringsbehandelingen en behoudsmaatregelen.

  • Project

    Metamorfoze: Het Nationaal Programma voor het Behoud van het Papieren Erfgoed.

  • Project

    Ontwikkeling van behandelingsstrategieën voor handschriften en tekeningen met ijzergallusinkt.

    Kilometers historische handschriften en dozen vol tekeningen met ijzergallusinkt hebben de eeuwen vaak in een verrassend goede staat overleefd. Is inktvraat echt een risico? Sommige objecten tonen wel inktvraatschade. Hoe komt dat?

    Inktvraat heeft twee schadebeelden: verminderde leesbaarheid ten gevolge van papierverkleuring onder en naast de inktlijnen en lokale brosheid van het papier, wat bij hanteren tot scheurtjes of zelfs lacunes kan leiden. De angst dat handschriften door autonoom voortschrijdende inktvraat binnen afzienbare tijd niet meer raadpleegbaar zijn, of dat tekeningen niet meer kunnen worden tentoongesteld, is alom aanwezig bij beheerders en restauratoren. Is deze angst gegrond? Onderzoek heeft op deze vraag een relativerend en vernieuwend antwoord gegeven.

    Risicofactoren

    Identificatie van de schadefactoren en de mechanismen die inktvraat veroorzaken, vormden het uitgangspunt voor een prognose van toekomstige inktvraatschade. Fenomenologisch onderzoek van meer dan 300 manuscripten en ruim 100 tekeningen heeft aangetoond dat de schade zich lokaal beperkt tot gebieden waar de ijzergallusinkt tijdens het schrijven of tekenen in direct contact kwam met het papier. De in de inkt aanwezige zuren en metaalionen tasten het papier op deze plekken aan. Meestal is dit een zodanig klein oppervlak dat geen schade optreedt. Alleen bij dikke inktapplicaties, extreem dun of slecht gelijmd papier kan het papier volledig met inkt verzadigd raken en is de optredende schade groter.

    Vochtigheid

    Dit verandert echter fundamenteel zodra papier te vochtig of zelfs nat wordt. Een vergelijking van objecten die bij 50% RV (de relatieve luchtvochtigheid in depots van musea en archieven) en bij 90% RV (de relatieve luchtvochtigheid bij waterincidenten of klimaatomstandigheden in tropische landen) en 80'C kunstmatig zijn verouderd, liet het volgende zien: schadelijke inktbestanddelen zoals zuur of metaalionen, die onder gewone klimaatomstandigheden eeuwenlang in de inktlijnen ‘vastzaten’, worden bij de aanwezigheid van voldoende water in het papier direct getransporteerd naar het nog niet aangetaste papier rondom de inktlijnen.

    Onzichtbaar

    Deze schadelijke ionen zijn onzichtbaar. Terwijl hierdoor veroorzaakte afbraakprocessen bij kunstmatige veroudering door de hoge temperaturen direct te zien zijn, blijven zij onder normale verouderingsomstandigheden onopgemerkt en vertonen pas na een periode van circa 25 jaar donkerbruine verkleuring om en onder de inktlijnen. Gevolg: afname van leesbaarheid en toenemende verzwakking van aangetaste gebieden. Onzorgvuldig hanteren leidt tot een hoger risico op het ontstaan van scheurtjes en lacunes binnen de inktlijnen. Naast interne factoren (opaciteit, dikte en lijming van het papier en de kwantiteit van de inkt) blijken water én mechanische belasting dus de twee bepalende externe factoren voor het risico op inktvraat.

    Autonoom verval?

    Het algemene misverstand dat alle objecten met ijzergallusinkt op den duur door inktvraat vergaan, is door de onderzoeksuitkomsten gerelativeerd en er is een verklaring gevonden voor het optreden van karakteristieke inktvraatschade. De betreffende objecten hebben ooit direct contact met vocht of water gehad, door een lekkend dak, een overstroming, bluswater, een langdurige transport over zee, zijn afkomstig uit tropische gebieden of zijn in oorlogssituaties uit huis geplaatst en te vochtig bewaard.

    Nu ingrijpen?

    Als eerste stap in de besluitvorming over preventieve of actieve maatregelen tegen inktvraat is het nodig het uitgangsrisico te bepalen. Alleen een beschrijving van de tegenwoordige conditie is onvoldoende, omdat deze de daadwerkelijke bedreiging van een object of een collectie niet benoemt. Slechts een schadeprognose expliciteert de urgentie van ingrijpen en faciliteert de discussie over een kosteneffectieve inzet van middelen op een solide basis.

    Tool

    Omdat nog geen instrument bestond om toekomstige schade als gevolg van inktvraat voor individuele objecten te voorspellen, is een schadeprognose-tool ontwikkeld: the Ink Corrosion Prognosis - Web Service. Dit instrument ondersteunt instellingen bij de identificatie van objecten met een hoog risico op inktvraat en de ontwikkeling van individuele behandelingsstrategieën op basis hiervan, om collecties duurzaam tegen inktvraat te beschermen. De identificatie van de hoofdrisicofactoren water en mechanische belasting maakt het mogelijk om het risico op inktvraat gericht te verkleinen. Voor de vermijding van onzorgvuldige hantering en waterschade en de verlaging van te hoge luchtvochtigheid staat een breed spectrum aan preventieve maatregelen ter beschikking.

    Restauratie

    Voor objecten die restauratie nodig hebben, is in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam een snelle, minimaal-invasieve methode ontwikkeld voor het lokaal versterken van verzwakte inktgebieden. Deze biedt een alternatief voor de conventionele restauratiemethoden bij inktvraat. Door bewuste eliminatie van schadefactoren kunnen neveneffecten van restauratiebehandelingen tot een minimum beperkt worden.

    Publicaties

    Jacobi, E., B. Reissland, C. Phan Tan Luu, B. van Velzen en F. Ligterink, 'Rendering the Invisible Visible: Preventing Solvent-Induced Migration During Local Repairs on Iron Gall Ink', Journal of Paper Conservation, Vol. 12 (2011), No. 2, pp. 25-34.

    Jacobi, E., 'Instructables, Remoistenable Tissue', Journal of Paper Conservation, Vol. 12 (2011), No. 1, p. 36.

    Jacobi, E., 'Instructables, Repair on Iron Gall Ink with Remoistenable Tissue', Journal of Paper Conservation, Vol. 12 (2011), No. 2, pp. 37-38.

    Ligterink, F.J., B. Reissland, C. Phan Tan Luu en N.E. Ligterink, The Ink Corrosion Chapter: Back to the Future, Powerpoint, RCE 2010.

    Ligterink, F.J., B. Reissland, C. Phan-Tan-Luu, N.E. Ligterink, 'Ink Corrosion Prognosis by Computer Simulation: A Novel Tool to Support Conservation Treatments Decisions', papers XIIth IADA Congress Berne 2011 (Bern), 2011, p. 20.

    Ontwikkeling van behandelingsstrategieën voor handschriften en tekeningen met ijzergallusinkt

    Links

    Direct naar de prognosetool op de Website ijzergallusinkt.

    Website Metamorfoze (Metamorfoze is het Nationaal Programma voor het Behoud van het Papieren Erfgoed, een samenwerkingsverband tussen de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief. Het programma is een initiatief van het Ministerie van OCW.)

    Bekijk hier een filmpje over Inktvraat

    Nog een filmpje over Inktvraat

     

    Projectteam

    Birgit Reissland, Frank Ligterink

    Partners

    dr.dr Norbert Ligterink; Claire Phan Tan Luu (student Université Paris I Pantheon, Sorbonne, Department for Conservation of Cultural Heritage, specialisme: Art on paper); Eliza Jacobi (student ICN, Opleiding Boek- en Papierrestauratie); Helen Wilson (student University of Oxford, Department of Chemistry) 

    Met dank aan Carin Scheper, Universiteitsbibliotheek Leiden en Christina Duran Casablancas, Stadsarchief Amsterdam

    Sponsor

    Metamorfoze, het nationaal programma voor het behoud van het papieren erfgoed.

  • Project

    Hoe zinvol is luchtzuivering voor behoud van papier?

  • Project

    Ontwikkeling van een draagbaar instrument om lichtgevoeligheid van objecten te bepalen.

  • Project

    Besluitvorming bij conserveringsstrategieën met de inzet van Metamorfoze-subsidies.

  • Project

    Evaluatie van de indemniteitsgarantieregeling en ontwikkeling van een veiligheidstoets.